Gewasbeschermingsmiddelen

Voor de bestrijding van trips in prei zijn nog slechts een beperkt aantal actieve stoffen erkend met een beperkt aantal toepassingen tijdens de teelt. Vanaf 2025 mogen middelen op basis van abamectine niet meer gebruikt worden in de teelt van prei en ui. In 2025 vervalt ook de erkenning van spirotetramat in de teelt van uien en koolgewassen. Het huidige gamma aan middelen in prei is beperkt tot enkele biopesticiden en diverse pyrethroïden maar deze zijn niet allemaal even effectief tegen tabakstrips. Deze situatie maakt het voor telers moeilijk om in jaren met hoge tripsdruk prei te telen die voldoet aan de gangbare kwaliteitseisen van de afzetmarkt. Op middellange tot lange termijn worden weinig tot geen nieuwe chemische oplossingen verwacht. Een eenzijdige aanpak met beperkte middelen brengt bovendien een verhoogd risico op resistentie met zich mee. Het tripsprobleem in de toekomst stelt ons daarom voor een grote uitdaging en een alternatieve aanpak dringt zich op.

Middelen uit de groep van de natuurlijke en synthetische pyrethroïden (zoals deltamethrin, lambda-cyhalothrin, cypermethrin, pyrethrinen e.a.) worden best vermeden. Deze breedwerkende middelen hebben weinig tot geen werking op trips en zijn nefast voor de overleving van natuurlijke vijanden in het gewas. Door ze toe te passen kan trips zich voluit ontwikkelen, zelfs meer dan in onbehandelde velden waar de natuurlijke vijanden nog voor een evenwicht zorgen.

In het project IPMtrips is ook gezocht naar bijkomende en alternatieve middelen ter bestrijding van trips in prei. De chemische referenties werden dan vergeleken met middelen uit de categorie van biopesticiden, toevoegingsstoffen en biostimulanten. We beoogden vooral middelen die geen rechtstreeks negatieve impact hebben op de natuurlijke vijanden en/of middelen die via een fysisch effect het blad minder aantrekkelijk of gevoelig maken voor de zuigende tripsen. Het bleek echter dat slechts enkele van deze middelen een effect hadden op de uiteindelijke aantasting of plaagpopulatie, maar zelden met significante meerwaarde. Het is vooral in stressvolle groeiomstandigheden dat de meeste schade plaatsvindt, net wanneer het ook uitdagender is om een goede werking van de gewasbehandelingen te behalen. Vooral voor middelen die optimaal werken bij hogere luchtvochtigheid of een goed contact met de insecten vereisen, is het moeilijk om overtuigende resultaten te bekomen.

Bepaalde adjuvanten toonden wel een meerwaarde, vooral in kool en uien. Oliehoudende toevoegstoffen kunnen de opname van middelen verbeteren en dus ook de werking. Sommige komen ook in aanmerking als insecticide. Het grootste struikelblok blijft hierbij echter de (vaak) hogere kostprijs ten opzichte van de beperkte meerwaarde. Ook suikerhoudende adjuvanten leveren een gunstig effect bij de tripsbestrijding.